Week van het Nederlands: 6-13 oktober

Van 6-13 oktober heeft de “Week van het Nederlands” plaats (https://weekvanhetnederlands.org/).

​Na alarmerende berichten over minder Nederlands op de middelbare school (zie opiniestukken) en de doodsklok die aan universiteiten in Nederland luidt over het vakgebied van de Nederlandse taal- en letterkunde sturen wij met graagte een anoniem gedicht. Over onze moedertaal. Met Claus: laat het Nederlands volgende week en alle andere weken bloeien en zwellen als een boomgaard in juli.

Men spreekt van één lot, en verschillende loten,

maar ‘t meervoud van pot is natuurlijk geen poten.

Zo zegt men ook altijd één vat en twee vaten,

maar zult u ook zeggen: één kat en twee katen?

 

Laatst ging ik vliegen, dus zeg ik vloog.

Maar zeg nou bij wiegen beslist niet: ik woog,

want woog is nog altijd afkomstig van wegen,

maar is dan ‘ik voog’ een vervoeging van vegen?

 

Wat hoort er bij ‘zoeken’? Jazeker, ik zocht,

en zegt u bij vloeken dus logisch: ik vlocht?

Welnee, beste mensen, want vlocht komt van vlechten.

En toch is ik ‘hocht’ niet afkomstig van hechten.

 

En bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.

En evenmin zegt men bij slopen ‘ik sliep’.

Want sliep moet u weten, dat komt weer van slapen.

Maar fout is natuurlijk ‘ik riep’ bij het rapen.

 

Want riep komt van roepen. Ik hoop dat u ‘t weet

en dat u die kronkels beslist niet vergeet.

Dus: kwam ik u roepen, dan zeg ik ‘ik riep’.

Nu denkt u: van snoepen, dat wordt dan ‘ik sniep’?

 

‘Ik gaf’ hoort bij geven, maar ‘ik laf’ niet bij leven.

Dat is bijna zo dom als ‘ik waf’ hoort bij weven.

 

Zo zegt men: wij drinken en hebben gedronken.

Maar echt niet: wij hinken en hebben gehonken.

 

Veel groeten en een week vol taalplezier toegewenst. 

Yves T'Sjoen en Carl De Strycker.